Kwetsbaarheid

18-10-2025

Kwetsbaarheid bij ouderen

Het begrip kwetsbaarheid roept vaak iets op van zwakte. Van breekbaarheid, van verlies van controle. In onze samenleving, waarin vitaliteit bijna een ideaal is geworden, lijkt kwetsbaarheid iets om te vermijden. We willen vitaal zijn — en vooral: vitaal blijven. We investeren in gezondheid, beweging, voeding, in alles wat de aftakeling kan uitstellen. Maar kwetsbaar zijn, dat voelt voor velen als falen. Alsof we niet genoeg ons best hebben gedaan om sterk te blijven.

Toch denk ik dat kwetsbaarheid iets anders is. Misschien zelfs het tegenovergestelde van zwakte. Want wat als juist in het kwetsbaar zijn een diepe kracht schuilgaat — de kracht om te blijven leven, te blijven voelen, mens te blijven, ook als het leven niet meer vanzelf spreekt?

We weten dat de groep ouderen in Nederland toeneemt, en dat we met elkaar steeds ouder worden. Binnen die groep groeit ook het aantal zeer ouderen: mensen van negentig jaar en ouder, van wie het leven rijk is aan ervaringen, maar ook aan beperkingen. In de zorg noemen we hen vaak 'kwetsbaar'. Ze hebben meerdere aandoeningen tegelijk, gebruiken vaak verschillende medicijnen, en hun lichaam reageert anders dan dat van jongere mensen. Zo weten we dat de structuur en functie van de bloedvaten veranderen met de jaren: de vaatwanden worden stijver, de bloeddruk minder goed gereguleerd. 

Daarnaast is er de multimorbiditeit: het samenvallen van meerdere chronische aandoeningen. De helft van de 65-plussers heeft één of meer chronische ziekten. En hoe meer er bijkomen, hoe groter het risico op functionele beperkingen, medicijninteracties en bijwerkingen. Ouderen reageren anders op medicatie; hun lichaam verdeelt, verwerkt en verwijdert geneesmiddelen op een ander tempo. Een bijwerking die bij een jong iemand nauwelijks opvalt, kan bij een oudere leiden tot duizeligheid, vallen of cognitieve klachten.

Maar los van al die medische feiten — waar draait het eigenlijk om?
Is kwetsbaarheid alleen maar een optelsom van lichamelijke veranderingen? Of gaat het over iets veel diepers: over het leven zelf, dat zich steeds moeilijker laat beheersen?

Ik moet denken aan een ontmoeting die ik had tijdens mijn tijd in de wijkzorg. Een vrouw van 88, met de ziekte van Parkinson. De ziekte had haar hele lichaam letterlijk in zijn greep. Zelfs praten ging moeizaam. Elke gelaatsuitdrukking, elke expressie was als bevroren — "gemaskeerd", zoals we dat noemen. Maar op een dag, toen we haar hielpen naar de tuin, zei ze:
"Als ik hier zo zit, met mijn krantje en mijn koffie, en ik voel de wind en ruik de geur van de bomen... dan ben ik even weer zo gelukkig als een kind. Ja, als een kind."

Dat zinnetje bleef hangen. Want daarin lag alles besloten. Even viel alle beperking weg. Even geen ziekte, geen zorg, geen kwetsbaarheid — alleen het oergevoel van geluk en tevredenheid. Een moment van pure aanwezigheid. En misschien is dát precies waar het in ouder worden om draait: dat ondanks alles, het vermogen tot voelen blijft bestaan.

In de ouderenzorg spreken we veel over het zo lang mogelijk thuis blijven wonen, over zelfredzaamheid en eigen regie. En dat is heel goed — want waar is het beter dan thuis? Thuis ruikt het naar herinnering, naar jezelf. Toch vraagt dit ideaal ook om zorgvuldigheid. We proberen een stap voor te zijn; voor we het weten nemen we, vaak met de beste bedoelingen, alles van onze ouderen over. En daarmee ontnemen we soms ongemerkt juist datgene wat het leven betekenis geeft: eigen regie, autonomie, het gevoel zelf nog iets te kunnen doen of beslissen. De vraag is niet alleen wat iemand niet meer kan, maar vooral: wat kan iemand nog wél? En waarin kunnen naasten, mantelzorgers en wij als zorgverleners ondersteunen — zonder het over te nemen?

Voor veel ouderen draait kwaliteit van leven niet om het verlengen van tijd, maar om de betekenis van de tijd die er nog is. Niet om het vermijden van risico's, maar om het vasthouden van wat vertrouwd voelt — een wandeling door de tuin, een stem aan de telefoon, een kop koffie in het ochtendlicht. Dat zijn de momenten waarop leven voelbaar blijft, ook als het lichaam kwetsbaarder wordt.

Ik geloof dat kwetsbaarheid pas echt zichtbaar wordt als we durven luisteren. Als we de medische taal kunnen en durven doorvertalen en ruimte maken voor het verhaal van de mens achter de patiënt. Wat drijft iemand? Wat geeft nog zin? Wat mag er verloren gaan — en wat juist niet?

In dat luisteren ligt ook een vorm van zorg besloten. Niet de zorg die geneest, maar de zorg die verstaat. Die niet de kwetsbaarheid wil verhelpen, maar haar wil erkennen als onderdeel van het leven zelf.

Kwetsbaarheid is geen zwakte. Het is de uitnodiging om nabij te komen, om contact te maken, om te delen wat ons mens maakt. En misschien, als we goed kijken, is dát wel de ware vitaliteit: het vermogen om in alle broosheid nog steeds verbonden te zijn met het leven.